Leestijd: 4 min.
Minister Kaag heeft zich in een brief aan de Tweede Kamer uitgesproken voor het openstellen van het UBO-register, specifiek voor Wwft-plichtige instellingen. Een update en korte samenvatting:
Reden en status “tijdelijke” sluiting UBO-register
Er zijn vanuit het oogpunt van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering onvoldoende aanknopingspunten om de openbaarheid voor eenieder te handhaven. Dit betekent dat artikel 21 van de Handelsregisterwet 2007 aanpassing behoeft en dat de toegang tot het UBO-register beperkt moet worden tot de bevoegde autoriteiten en de FIU, meldingsplichtige instellingen en personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen.
Hiervoor zal spoedig een wetsvoorstel worden opgesteld. Daarbij vindt overleg plaats met de Kamer van Koophandel gezien alle praktische consequenties, gevolgen voor ICT en de nauwe verwevenheid met het handelsregister.
Op EU niveau
Iedere lidstaat zal haar eigen afweging maken om te bepalen of zij verder wil gaan dan AMLD4 op dit punt voorschrijft. Het is dan ook niet uitgesloten dat er lidstaten zullen zijn die de UBO-informatie wel publiekelijk toegankelijk zullen houden, waarbij ook andere redenen een rol kunnen spelen dan die zien op het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering.
Praktische toepassing van de uitspraak gedurende wetswijziging
Een belangrijke groep gebruikers zijn de instellingen als bedoeld in de Wwft. Zij hebben een belangrijke taak als poortwachters van het financiële stelsel, en zijn onder meer verplicht cliëntenonderzoek uit te voeren. Het UBO-register is hierbij een belangrijk hulpmiddel en Wwft-instellingen zijn in dat kader verplicht het register te raadplegen, alsmede om discrepanties te melden. Zoals blijkt uit bovenstaande analyse, tornt de uitspraak van het Hof niet aan de toegang voor deze instellingen. Daarom wordt ook voor Wwft-instellingen de toegang zo snel als praktisch en uitvoeringstechnisch mogelijk hersteld. Echter, het landschap aan Wwft-instellingen is divers, evenals de technische modaliteiten waarmee deze instellingen toegang hadden tot het UBO-register. Daarbij zijn veel Wwft-instellingen niet rechtstreeks op het UBO-register aangesloten, maar via ICT-leveranciers die geen legitiem belang hebben voor inzage van UBO-informatie. Het identificeren van welke individuele instellingen toegang kunnen hebben en dit technisch en praktisch inregelen is derhalve complex en kost tijd. Hierbij is een belangrijke gebruikersgroep de grootbanken. Deze instellingen zijn relatief eenvoudig te identificeren en aan te sluiten. Verwacht wordt dat de toegang voor deze groep relatief snel kan worden hersteld. De komende tijd zal worden ingezet om ook andere groepen Wwft-instellingen zo snel mogelijk aan te sluiten.
Ten aanzien van de verplichting tot het raadplegen van het UBO-register, zal de regeling uit de Kamerbrief van 14 april jl. gelden totdat de aansluiting van de betreffende Wwft-instelling op het UBO-register is hersteld.[1] Wwft-instellingen worden geïnformeerd wanneer zij wederom toegang hebben. Deze regeling luidt als volgt:
[1] Kamerstukken II, 2021/22, 32 545, nr. 168
“In het geval dat een juridische entiteit de opgave heeft gedaan, maar deze nog niet is verwerkt, kan de meldingsplichtige instelling volstaan met de vaststelling dat de opgave is gedaan, met de uitleg van de cliënt welke UBO-gegevens en onderliggende documentatie daarbij zijn opgegeven. Dat de opgave is gedaan kan vastgesteld worden aan de hand van de bevestigingsmail van de KVK. Daarbij dient de cliënt de meldingsplichtige instelling te informeren zodra de registratie is voltooid. De meldingsplichtige instelling blijft uiteraard altijd – ongeacht of een juridische entiteit wel of niet (tijdig) aan de registratieplicht heeft voldaan – verantwoordelijk voor het cliëntenonderzoek, waaronder het adequaat vaststellen van de UBO’s.”[2]
[2] Kamerstukken II 2021/22, 32545, 168, p. 5.